Het is 1943.
Lily en Thomas zijn beiden violist bij het Concertgebouworkest in Amsterdam. Ze hebben een zoontje van zeven, Koen. Thomas voelt zich verplicht om in het verzet te gaan, met Gerrit, Hans en Joop. Hij verspreidt verboden kranten. Lily wil hem op andere gedachten brengen, ze zijn toch in de eerste plaats verantwoordelijk voor Koen? Thomas laat zich niet door Lily ompraten. Er verdwijnen steeds meer Joden uit hun omgeving, uit het orkest, de klas van Koen en in hun straat.
Thomas komt op een dag thuis en vertelt dat Gerrit opgepakt is. Hij overtuigt Lily ervan dat zijn naam nergens genoteerd staat, dus zullen ze hem niet oppakken. Lily wordt doodsbang en dan gebeurt het toch. Thomas wordt opgepakt. Ze blijft vol vragen achter. Er moet verraad in het spel zijn. Ze moet en zal uitvinden wie hem heeft verraden. Ze bidt tot God, Hij kan immers wonderen doen?
Vijftig jaar later opent Lily de dagboeken van haar overleden vriendin. Wat ze daarin leest, zet haar leven op de kop.
Dit is een bijzonder aangrijpend boek over de oorlog. De auteur heeft een prettige schrijfstijl en doordat het boek in de ik-vorm is geschreven, komt het diep bij de lezer binnen. Een aanrader.